Begin december luisterden zo’n 40 festivals voor de podiumkunsten bijeen in Driebergen naar de toekomstvisie van de Fountainheads, twee heren die op flitsende wijze de technologische ontwikkelingen van het moment schetsten. ‘Dankzij de robotisering gaan de festivals een gouden toekomst tegemoet’, riep een van de twee Fountainheads opgetogen. Want robotisering betekent immers: meer vrije tijd en de behoefte aan een zinvolle invulling daarvan.
‘Het is soms verstandig om als een sciencefictionschrijver vanuit de toekomst naar het heden te kijken’, adviseerde Mr. Fountainhead vervolgens. Een interessante gedachte. Ik pakte daarom de roman ‘Dromen androïden van elektrische schapen?’, van Philip K. Dick uit 1968 er maar eens bij, later beter bekend als Blade Runner. In de overbevolkte toekomst van Dick vlucht de wereldbevolking naar andere planeten, is het groen vrijwel geheel van de aarde verdwenen en zijn uitgestorven diersoorten (nagenoeg alle) vervangen door robotreplica’s die grazen op kunstmatige, overdekte dakweiden. Namaakmensen dienen hier als slaven. De overgebleven mensen van vlees en bloed, blijkbaar afgestompt, regelen hun emoties via het stemmingsorgel, de zogenaamde Penfield. Het is 2020.
Maar… hoopgevend voor mensen uit het culturele veld: in deze mistroostige, duistere toekomst bestaat het theater nog steeds. Er is zelfs sprake van een ‘duurzaam’ (!) gebouwd operagebouw. De getormenteerde hoofdpersoon vermoedt weliswaar dat de operazangeres een androïde is, maar verder is het theater nog in alles wat het al eeuwen is geweest: een zinnenprikkelend toevluchtsoord waar ook de nieuwe mens tot tranen toe bewogen wordt bij Mozart’s Die Zauberflöte, al loopt het koor van vermoedelijke androïden een fractie op het orkest voor.
Zo is het theater een lichtpuntje in een verder inktzwarte toekomst. Dat het theater ook in sciencefictionscenario’s een rol speelt is op zich niet vreemd wanneer je bedenkt dat het theater de val van beschavingen, de donkere middeleeuwen, de industrialisatie, de opkomst van film en televisie en nu ook het digitale tijdperk heeft overleefd. Een zeer stabiele factor in de geschiedenis van de mensheid, kortom. Het vertellen van verhalen is immers van alle tijden. ‘De duizenden jaren ervaring met storytelling is de grote kracht van het theater’, meent Joris Weijdom, iets waar naar zijn overtuiging bijvoorbeeld de Game industrie haar voordeel mee kan doen.
Bovendien is theater altijd live en daardoor als belevenis uniek, onherhaalbaar en immer in 3D, als het niet 4D, 5D of meer D is. Daarmee loopt het theater ruimschoots voorop, al laat het tegelijkertijd nog veel technologische kansen onbenut wanneer het gaat om bijvoorbeeld digitale decors, publieksservice of het verlichten van het fysiek zware werk van theatertechnici.
Maar er is meer gaande dat pleit in het voordeel van het theater: ‘Het theater kent niet de barrières van het sociale leven, daardoor wordt het een plaats waar de leugens ter discussie gesteld kunnen worden en de waarheid belicht’, zei theatermaker Wayn Traub in 2004, die toen niet had kunnen bevroeden dat leugens en waarheid in 2017 een geheel nieuwe dimensie zouden krijgen. Zo wordt het theater een urgente plek voor discussie en waarheidsvinding.
Omdat leugens met het grootste gemak als waarheden worden verkocht, is het aan de ontvanger wat hij of zij als waar wenst te beschouwen. Dat vergt veel van ons kritisch vermogen en voortdurende contemplatie: iets waar het theater bij uitstek de plek voor kan zijn. Maar ook een plek voor reflectie en echte ontmoeting, waar de telefoon gewoon uit kan en waar je je verbonden kunt voelen met anderen.
‘Het publiek heeft behoefte om zelf bij te dragen aan creativiteit’, constateerde de Fountainhead in Driebergen. Ook Kate Raworth, schrijfster van het toonaangevende Doughnut Economics stelt vast dat de moderne mens behoefte heeft creativiteit en het bedenken van creatieve oplossingen. Daarnaast ziet Raworth een behoefte aan leren, waardering en verbinding.
Mijn eigen theaterpraktijk onderschrijft deze constateringen. Was het al jaren trendy om in het theater of op festivals colleges te volgen: de behoefte om iets creatiefs te doen, liefst onder leiding van een gerenommeerde vakman/vrouw, neemt een vlucht. Nieuw repertoire rond actuele thema’s trekt steeds meer publiek, terwijl discussies rond die voorstellingen steeds drukker worden bezocht.
‘Een gouden toekomst’ dus, waarbij het theater zal moeten laveren tussen het behoud van het oude en de toepassing van het nieuwe. Of beter gezegd: inspiratie putten uit de kracht van het verleden, het nu en de kracht van de toekomst.
Voor wie zich door alle stormachtige technologische ontwikkelingen overweldigd voelt had Jean-Michel Jarre, pionier van de elektronische muziek, gisteren bij The Untold Stories een bruikbaar advies: ‘Als je in de technologische val verstrikt raakt en gelooft dat de oplossing ligt in grenzeloosheid, dan heb je het helemaal mis. Het mooie van deze tijd is dat je je eigen grenzen moet bepalen’.