Zitten met het ongemak

‘Jij weet niets van Nederlands-Indië’, schreef een tante mij verwijtend maar terecht. Want het klopt. Mijn opa stierf al in 1973 en liet maar een paar dagboekfragmenten na. Oma praatte zelden over de oorlog.

Vroeg je haar er naar, dan glimlachte ze vriendelijk, maar zei ze weinig.

Mijn vader was te jong om zich nog veel te herinneren. Het ‘beschermingskamp’ of ‘bersiapkamp’ waar hij met zijn broer en zussen verbleef nadat volgens oma Ta ‘het halve dorp was uitgemoord door extremisten’, vond hij wel gezellig, zegt hij. Altijd zijn moeder in de buurt.

Toch verandert er de laatste jaren iets.

Hoe ouder mijn vader wordt, des te verontwaardigder laat hij zich uit over het koloniale verleden.

Het is alsof wat daar gebeurd is pas nu tot ons begint door te dringen. Steeds meer boeken, documentaires, theatervoorstellingen en films doorbreken het Indisch zwijgen. De derde generatie zoekt naar haar identiteit, graaft en praat.

De feiten zijn ontluisterend en genadeloos.

Zo ook in het indringende filmische essay van Mart van den Busken. In ‘Indonesië, omzien naar de kolonie’ toont de maker hoe wij, geobsedeerd door geld en gewin, eeuwenlang de kolonie leeg trokken in ons eigen belang, tot maar liefst een derde van de vaderlandse economie volledig op de Oost draaide.

‘Bevrijding’

Hoe wij ons eeuw na eeuw opstelden als een superieur volk, dat de Indonesiërs aanvankelijk zag als ‘wilden’, later als ‘werkvolk’, waar wij de met onze ‘beschaving’, intelligentie en kapitaal wel de scepter over moesten zwaaien. En terwijl de wereld nog aan het bijkomen was van de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog, trokken onze Nederlandse jongens ten strijde in het uniform van de geallieerden.

We noemden het een ‘politionele actie’ ter bevrijding van ‘ons’ Indië, geen oorlog. De Verenigde Naties keken met verbijstering toe hoe wij de bevolking in koelen bloede vermoorden en hele dorpen vernietigden, blind van verstandsverbijstering.

De film toont naast confronterende historische beelden van Nederlanders die zich wentelen in hun privileges, het moderne Indonesië dat met enorme uitdagingen wordt geconfronteerd. De geboorteplaats van mijn vader, Depok, is al lang opgeslokt door de gigantische metropool Jakarta, de stad met zijn 18 miljoen motorfietsen en scooters die langzaam wegzakt in zee.

In het slothoofdstuk vraagt de maker ons om de feiten uit het verleden te accepteren en tegelijkertijd de realiteit van nu onder ogen te zien.

Sluier

De realiteit onder ogen zien. Dat is de mistige sluier voor je ogen wegtrekken. Het is een ongemakkelijke maar noodzakelijke oefening. Wat rest is rustig zitten met het ongemak. Als een meditatie zonder oordeel.

‘Erkennen wat is’, noemt Zenleraar Bernie Glassman dat. ‘Mijns inziens kunnen we onszelf en anderen niet heelmaken, tenzij we erkennen wat is’. ‘Dit kunnen we niet vanuit een houding van weten. Als we iets denken te weten, luisteren we niet. We moeten onszelf telkens weer leeg maken, terugkeren naar het niet-weten en enkel maar luisteren. En luisteren. En luisteren. Hoe breder onze kijk op de dingen is, hoe meer we kunnen erkennen wat is’.

Screenshot aankondiging ‘Indonesië, omzien naar de kolonie’, Mart van den Busken.