Theaters, musea en festivals zijn al lang niet meer uitsluitend presentatieplekken voor kunst, maar voelen een steeds grotere, maatschappelijke verantwoordelijkheid. Waar komt dat vandaan?
‘In zowel nationale als Europese culturele (beleids)agenda’s ligt de nadruk vooral op het belang voor allerlei andere terreinen, zoals sociale cohesie, internationale betrekkingen, economie, gezondheid en welzijn, onderwijs en nog veel meer. Maar de intrinsieke waarde van cultuur is nooit duidelijk gedefinieerd of voldoende verdedigd’, schrijft onderzoeker Elena Polivtseva in Boekmancahier 141, winter 2025. ‘De cultuursector zelf nam dit discours van instrumentalisering over, wat paste bij de groeiende zelfscensuur uit angst om progressieve elementen in de samenleving teleur te stellen of in botsing te komen met conservatieve machthebbers’.
Om te overleven beloofde de sector steeds vaker om bij te dragen aan wat er ook maar gevraagd mocht worden: sociale ontwikkeling, economie, milieubewustzijn, diplomatie, heropleving van het platteland, welzijn, gezondheid en wat al niet. Maar dit heeft niet geleid tot significante verbeteringen voor de cultuursector zelf’.
Fringe
Oppervlakkig gezien zou je dit kunnen lezen alsof de kunstensector louter uit lijfsbehoud bijdraagt aan maatschappelijke doelstellingen, maar dat is niet wat Polivtseva bedoelt. Het engagement heeft altijd bestaan: het is vooral de taal, het begrippenkader van beleidsmakers dat door de sector is overgenomen om het belang van kunst te legitimeren. De maatschappelijke functie van kunst en de culturele sector is echter inherent aan haar aard.
‘Culturele instellingen zoals de fringe draaien om meer dan alleen geld en sterren verdienen. In ons tijdperk van desinformatie, kunstmatige intelligentie en vervreemding zijn zulke bijeenkomsten van mensen, talent en ideeën belangrijker dan ooit. Zoals de romanschrijfster Elif Shafak opmerkte na de aanval op Salman Rushdie toen hij in 2022 het podium opliep op een kunstfestival in New York, zijn ze ‘een van onze laatste overgebleven democratische ruimtes’ waar je zowel je mening vrij kunt uiten als naar het verhaal van iemand anders kunt luisteren. Laten we ze een sportieve kans geven’, schreef de gezaghebbende Engelse krant The Guardian onlangs over de Edinburgh Festival Fringe.
Culturele instellingen zijn volgens Shafak dus waardevolle ‘democratische ruimtes’. Theaters, musea en festivals zijn nu eenmaal plekken van ontmoeting en uitwisseling, waar je gewild en ongewild in aanraking komt met andere perspectieven. In feite zijn cultuurgebouwen en festivals de hoeders van de vrije publieke ruimte: ‘de gemeenschappelijke fysieke ruimte die leden van een samenleving hebben, inclusief de daarop betrekking hebbende mentale en sociale ruimte’. (Brok, 2010).
Tussenruimte
Ik zie culturele instellingen als de letterlijke, fysieke vertaling van wat NRC redacteur Floor Rusman noemt; de tussenruimte. ‘De tussenruimte moet bevochten blijven worden; de ruimte om zelf te denken, in te gaan tegen de taboes en modes van de dag, zonder te vallen voor een als ‘tegencultuur’ vermomd autoritarisme’.
Pure noodzaak dus, vindt ook Elena Polivtseva: ‘Cultuur heeft een eigen toegevoegde waarde en vereist een sterkere rol van de EU op cultureel gebied, zonder excessieve instrumentalisering’. (…) Kunnen we het ons in een tijd van toenemende polarisatie, een verschuiving naar politiek rechts, misinformatie, afnemende betrokkenheid van burger en de noodzaak voor Europa om zijn mondiale identiteit te bestendigen, nog veroorloven om cultuur te zien als ‘minst relevante portefeuille’ voor de EU?’.
Intrinsiek
Die noodzaak voelen kunstenaars en culturele instellingen intrinsiek. Kunst staat in de wereld, niet daarbuiten en is van nature eerder geëngageerd dan onverschillig. Het is daarom maar de vraag of echte ‘autonome kunst’ überhaupt wel bestaat, want zelfs de meest onafhankelijk ogende kunstuitingen reageren alsnog op de tijd of de omstandigheden waarin ze zijn ontstaan.
Hoe meer de wereld zich zorgen maakt, des te meer hebben culturele instellingen de behoefte om vanuit een sterk gevoelde betrokkenheid iets te ondernemen. Praktisch idealisme is nu eenmaal kenmerkend de sector, zeker wanneer de wereld in brand staat.
Die maatschappelijke betrokkenheid heeft een prijs, constateert The National Theatre in een recent onderzoek onder culturele organisaties in het Verenigd Koninkrijk: ‘Gemeenschapsgerichte activiteiten en educatieve outreach zijn steeds belangrijker geworden voor non-profitorganisaties. Dit brengt echter extra lagen van complexiteit met zich mee, terwijl middelen vaak al schaars zijn. Veel leiderschapsteams in de podiumkunsten staan voor de uitdagende taak om culturele en sociale doelen te combineren met duurzame commerciële resultaten.’
Organisaties combineren dus steeds meer culturele, sociale en commerciële waarde, terwijl de inhoud van het werk complexer wordt. Dat komt met grote verantwoordelijkheden en vraagt om vaardigheden die klaarblijkelijk veel complexer zijn dan goed cultureel management alleen.
Hoe met die uitdaging om te gaan? Het antwoord zit ‘m wat mij betreft in vereenvoudiging. Dat lijkt een grove simplificatie maar geef mij de gelegenheid om dat verder uit te werken in een volgend bericht.

Eén reactie op “Culturele instellingen: hoeders van de democratische ruimte”
[…] een collectieve discussie over het maatschappelijk belang van cultuurgebouwen. Op dat laatste ga ik in mijn volgend blog graag verder in, want internationaal is de trend dat de maatschappelijke functie van theaters […]