Vanmiddag houd ik op het congres van de Vereniging Nederlandse Poppodia en Festivals (VNPF) een inleiding op een discussie over Governance in de culturele sector. Ik schreef daar eerder meerdere blogs over waarin ik zowel pleit voor de instelling van een Board of Support als het verplicht stellen van naleving van de Governance Code Cultuur. Dat laatste zou echter in een ideale wereld niet nodig moeten zijn. De Governance Code biedt immers al jaren ‘een normatief kader voor goed, verantwoord en transparant bestuur en toezicht in de culturele sector’.
Maar blijkbaar zijn richtlijnen niet voldoende. Ondanks het bestaan van de Code gaat het nog te vaak mis. Zijn regels de oplossing of moet we terug naar onze innerlijke waarden?
Want eigenlijk ben ik tegen regels. Regels, protocollen, principes: ze zijn zinloos wanneer ze niet worden nageleefd of als niemand ze zich echt eigen maakt. Met ‘eigen maken’ bedoel ik: ze doorvoelen. Op het moment dat je doorvoelt waarom een regel is zoals hij is, verliest de regel onmiddellijk zijn bestaansrecht.
Noodzakelijk kwaad
Regels zijn handig om op terug te vallen wanneer het mis gaat en regelmatig helaas een noodzakelijk kwaad om bijvoorbeeld machtsmisbruik te voorkomen, maar ze zijn de dood in de pot als het gaat om vrijheid, echte dialoog, een dieper begrip, creativiteit en ruimte.
Advocaten, notarissen, rechters, wetgevers, wethandhavers: ze zijn steeds drukker met het vastleggen van afspraken, het handhaven van wetten en het beperken van risico’s. We zijn daar zelf voor een goed deel debet aan.
Want net zoals we ons lange tijd niet hebben gerealiseerd dat onze anonieme verontwaardiging op het internet op den lange duur ten koste zou gaan van onze eigen vrijheid van meningsuiting, lijken we ons nu niet te realiseren dat onze roep om regels op termijn ten koste gaat van onze eigen autonomie.
Handhaven
Als regels niet werken, is dan de oplossing om ze nog strenger te handhaven? Eigenlijk zou juist de culturele sector, waar vrijheid van denken en expressie het hoogste goed is, het opstellen van nog meer regels verre van zich moeten werpen. Maar we zijn blijkbaar zo vervreemd van onszelf, ons boerenverstand en onze menselijke waarden dat we naarstig op zoek zijn naar kaders die ons een beetje meer richting te geven.
Afijn. Terug naar onze eigen bestuurspraktijk in de culturele sector. Ik pleit er voor om te keren naar de lege ruimte. Een ruimte zonder Governance Code Cultuur. En elkaar eens goed in de ogen te kijken waar dit ook alweer om begonnen was.
In de terugkeer naar die lege ruimte zit wat mij betreft de essentie. Leegte, ongebreidelde ruimte, het ‘niet weten’ als voorwaarde om alles opnieuw te kunnen heroverwegen. Toegegeven: in vele bijeenkomsten zijn daar pogingen toe gedaan, ook bij het bedenken van een nieuw cultuurbestel en ook bij de Governance Dialogen in de Verkadefabriek, maar de realiteit is daarbij zo dwingend dat er steeds weer uitgegaan wordt van de bestaande situatie.
Werken vanuit de lege ruimte betekent: telkens weer opnieuw beginnen met een beginner’s mind en werken met het vaststaande gegeven dat alles voortdurend verandert.
Paradoxaal
Het scheppen van ruimte is fundamenteel voor onze sector. En ja, die ruimte is paradoxaal. Ons dagelijks werk vraagt nu eenmaal om structuur, helderheid en planning. Tegelijkertijd vraagt het werken in onze sector om disruptief onderzoek, het bouwen van bruggen terwijl we er al op staan. Wie deze paradox weet te verenigen, bouwt waarschijnlijk de meest toekomstbestendige instellingen.
De ruimte die wij als culturele sector bieden is ruimte de meest allesomvattende zin van het woord: fysieke ruimte, publieke ruimte, ruimte voor dialoog, ruimte voor ideeën en experiment, ruimte voor gewoon-zo-zijn, ruimte voor onconventionele uitingen, ruimte voor tegengeluiden, voor het onverwachte etc.
Balans
Ruimte is een voorwaarde om creativiteit tot ontplooiing te brengen. Creativiteit is bovendien essentieel voor onze overleving als soort. Ideeën moeten leven, getest worden en botsen met de werkelijkheid. Dat vraagt om ruimte voor tegenkracht en voor contrasten: uitgesproken naast genuanceerd, experimenteel naast mainstream. In die spanning zit de meeste energie en ontstaat balans.
Dit raakt direct aan de dynamiek tussen Raden van Toezicht en directies. Maar het faciliteren van ruimte is een gezamenlijke opdracht, niet de taak van directeur alleen. Bestuurders en toezichthouders moeten samen leren dat ruimte geen luxe is, maar noodzaak. Dat vraagt moed, flexibiliteit en het loslaten van de illusie van controle.
Waarden
Want de basisbehoefte van de meeste Toezichthouders mag dan orde, rust en beheersbaarheid zijn; de toekomst vraagt om beweging en het toelaten van complexiteit en meerstemmigheid. Veranderprocessen, bijvoorbeeld rond diversiteit en inclusie, of het implementeren van een nieuwe bedrijfscultuur, geven per definitie spanningen waar je als bestuur mee te dealen hebt.
Dat is beslist geen eenvoudige materie en vraagt om grotere gesprekken op een dieper niveau, meer professionaliteit, kennis van de sector en consensus over de meest basale uitgangspunten en gedeelde waarden.
Vertrouwen
Ik zie vandaag op het congres uit naar het pleidooi van cultuursocioloog Pascal Gielen. Ik vermoed dat ik me in zijn woorden ga kunnen vinden. In zijn boek ‘Vertrouwen’ pleit hij voor een cultuurpolitiek die niet draait om controle en afvinken, maar om het creëren van gedeelde ruimte waarin mensen samen hun cultuur, waarden en kwetsbaarheden vormgeven.
Het vormgeven aan die gedeelde ruimte moeten we onszelf gunnen en vervolgens vertrouwen op het proces. Daarom: bestuurders en Toezichthouders, leg die Governance Code Cultuur eerst maar eens opzij, druk op refresh en begin morgen met een nieuw gesprek.
