Comfort zone

Twee dagen voor de aanslagen in Parijs was ik in discussie met eerstejaars studenten van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten over kunst en activisme. Ik liet een aantal fragmenten zien van activistische performances en kunstmanifestaties gehouden rond 2004 die zich keerden tegen de consumptiemaatschappij en vercommercialisering. De ludieke protesten die met flair en humor werden gebracht werden met gretigheid en enthousiasme bekeken, maar bij protestkunst met een zwart randje, waarbij men op negatieve wijze ageerde, haakten de meeste studenten af.

Wat tien jaar geleden door een andere generatie nog als leuk en nastrevenswaardig werd ervaren, was voor deze jonge twintigers vooral onleuk, want veel te negatief. Veel liever zag men, het ageren blijkbaar beu, goede, verfrissende ideeën. Nee zeggen is immers zo gemakkelijk; een goed plan bedenken en daarmee de wereld verbeteren een stuk uitdagender en voelt eindeloos veel prettiger.

Het gesprek kwam op de vraag wanneer kunst het grootste effect sorteert. Goed gemaakte kunst kan zelfs bekeken vanuit je veilige stoel een geweldige impact hebben; een boek, een film, een theatervoorstelling kan je volledig van je sokken blazen. We bespraken boeken en films die ooit grote veranderingen teweeg hadden gebracht. Maar ik geloof dat de kunstwerken die mijn eigen denken echt het meest veranderden, de werken waren waarin ik deel uit maakte van een ervaring of op zijn minst uit mijn comfort zone werd gehaald. ‘Buiten je comfort zone vind je de meest interessante dingen’, zei iemand me gisteren. Een beetje goeroe zal je immers altijd aanraden om het avontuur te omarmen en zodoende je leven te verrijken. Een beetje schouwburgdirecteur of kunstmarketeer trouwens ook.

Terugkijkend op de meest heftige kunstervaringen buiten mijn comfort zone hadden deze eigenlijk meestal een negatief karakter, bedenk ik mij nu achteraf. Ze lieten het publiek, vaak overigens op briljante wijze, ervaren hoe het is om opgesloten, in oorlog, onderdrukt, onder psychiatrische behandeling of op de vlucht te zijn. Teder en vreugdevol was het zelden, vaker bedrukkend en beangstigend. Met alle ellende om ons heen ben ik daar, net als de studenten van de HKA, wel een beetje klaar mee momenteel. Ik zie daarom uit naar Todo lo que está a mi lado van de Argentijnse theatermaker Fernando Rudio tijdens het erg veelbelovende Holland Festival in juni. Gelegen op een bed, midden op straat in Amsterdam, fluistert een actrice je poëtische, troostrijke woorden in over schoonheid en geluk. Ongemakkelijk maar louterend.

Schoonheid en troost in een surrealistisch decor. Dat voorziet ongetwijfeld in een behoefte.