Festivalvrees

De Raad voor Cultuur heeft zich amper positief uitgelaten over de Nederlandse festivals of her en der wordt alweer luidkeels ‘festivalisering!’ geroepen.

Even de feiten op een rij. Sinds 1 januari 2013 is er nog maar één podiumkunstenfestival in de basisinfrastructuur opgenomen en dat is het Holland Festival. Het Holland Festival ontvangt jaarlijks een bedrag van 3,16 miljoen euro en dat is ze van harte gegund.

Een vergelijkbaar bedrag is er bij het Fonds Podiumkunsten beschikbaar voor alle overige Nederlandse festivals tezamen. 18 Festivals verloren in 2013 hun meerjarige subsidie, de 12 overblijvers kregen kortingen tot maar liefst 70%.

De Raad voor Cultuur pleit nu voor een beetje reparatie van die schade. En terecht. De Raad denkt aan 2, hooguit 3 miljoen, zo lijkt het. Maar werkelijk nergens stelt de Raad dat festivals de bestaande basisvoorzieningen kunnen vervangen. Dus festivalisering? Hoezo? Niet als het om subsidies gaat.

Dat festivals succesvol zijn is evenwel niet raar. Festivals zijn inmiddels zo veel meer dan een gebundelde feestelijke presentatie van voorstellingen of concerten alleen: het zijn innovatieve platforms die ruimte bieden aan ontmoeting, verdieping en dialoog. Samenkomsten die op 3.0 wijze voorzien in een prangende behoefte aan contact en het delen van positieve ervaringen met gelijkgestemden.

Ik denk dat theaterzalen en schouwburgen die kant van de ‘festivalisering’ gauw genoeg zullen omarmen. Als ze dat al niet deden. Wie als grote instelling anno 2015 nog last heeft van festivalvrees, heeft werkelijk niet begrepen dat de festivals, die in de regel met weinig overhead veel bereiken en een relatief bescheiden beroep doen op overheidsgelden, geen bedreiging maar eerder een onmisbaar onderdeel zijn van de culturele infrastructuur. Daarbij staan de festivals voor een manier van denken, werken en presenteren die past bij het huidige tijdsbestek.

Bovendien is het niet het een of het ander: het is het een en het ander. Naast en het liefste met.

DD187654