Hoe kleine theaters overleven. Of niet.

Theater Achterom in Hilversum sluit aan het einde van dit jaar de deuren. Het is niet het eerste en naar te vrezen valt ook niet het laatste theater dat in 2015 haar deuren sluit. Een verlies voor het amateurtheater in en rond Hilversum dat er onderdak vond, maar ook een verlies voor wie wel eens een bijzondere voorstelling uit het professionele kleine theatercircuit wilde zien. Geen Tg Monk, Laura van Dolron of Servaes Nelissen meer voor de mediastad, dat in vroegere tijden zelfs een eigen schouwburg had (nu een evenementengebouw met incidentele commerciële theater- en showprogrammering).

De problematiek staat niet op zichzelf, zo blijkt. ‘Hoe overleven kleine theaters?’, vroeg stagiaire Stacy afgelopen week op Facebook. Stacy ontving twee dozijn antwoorden uit alle werelddelen maar vooral uit de Verenigde Staten, het land waar glamour het doel is maar de middelen beperkt. De antwoorden geven een aardig inkijkje in de Amerikaanse kleine theaterpraktijk van alledag.

Toegewijde vrijwilligers zijn essentieel, zeggen de meesten. Net als een capabel bestuur dat flink wat contacten en geld binnen brengt.

Vraaggericht aanbod van goede kwaliteit presenteren, zeggen anderen, het liefst met inzet van semi-professionals uit de directe omgeving. Een heldere missie met duidelijke financiële doelstellingen formuleren natuurlijk. Een artistiek leider aanstellen met een aansprekende visie en een uitgebreid netwerk. Een netwerk met geld, wel te verstaan. En… programmeren voor doelgroepen.

Eén theater gebruikt de jaarlijkse kerstproductie als ‘cash cow’. Een ander heeft goede ervaringen met studenten van de plaatselijke conservatoria die belangeloos meewerken aan geheide kaskrakers als ‘Jesus Christ Superstar’ en ‘Hedwig and the Angry Inch’.

Er zijn theaters met betalende leden. Anderen geven feesten voor hun huidige en potentiele sponsors en vragen bij iedere gelegenheid om donaties. Eén theater verplicht alle medewerkers, niemand uitgezonderd, om vier uren per week aan sponsorwerving te doen. Sommigen organiseren themafeesten. Grimeren bij Halloween. Organiseren kookwedstrijden, quizzen, verkopen wijn en cadeautassen gevuld met hebbedingetjes en voordelige theatertickets. Verhuren de theaterzaal en de repetitieruimtes. Geven cursussen aan amateurs en professionals.

Het is een bijna opbeurende opsomming van kansen. Vooral theaterprofessionals en adviseurs uit Angelsaksische landen zijn sterk in het benoemen van financieringsmogelijkheden naast de ‘klassieke’ inkomsten uit recette, drankomzet en eventuele bijdragen van culturele fondsen. Van benefietgala’s tot rommelmarkten, van betaling achteraf tot bruikleen van spullen en uitruil van diensten, van lidmaatschappen in verschillende prijscategorieën tot het benutten van het krediet op je creditcard, van lenen bij de bank en het afsluiten van een tweede hypotheek tot en met de verkoop van je oude theaterrekwisieten en merchandising. Ook biedt affiliate marketing kansen, net als de verkoop van ‘aandelen’, ‘eigen’ theaterstoelen, vip-arrangementen en andere privileges, crowd funding, giften van familie, vrienden, andere private donors en zogenaamde Business Angels, garantiestellingen, barter deals, in-kind deals, partnerschappen, samenwerking met ambassades, welzijnsinstellingen en goede doelen.

Dodo

Maar… ‘In New York zijn kleine theaters inmiddels zeldzamer dan dodo’s’, zegt iemand desondanks op Stacey’s Facebookpagina. Het heeft dus blijkbaar allemaal toch niet zoveel geholpen, dat creatieve ondernemerschap. Dat komt omdat de basis van deze kleine theaters te zwak is en de meter in de ‘echte wereld’ gewoon genadeloos doortikt. Je kunt nog zo hard blijmoedig ondernemen om je artistieke business overeind te houden; aan het eind van de maand volgt de afrekening. In New York zijn huren simpelweg niet meer op te brengen. Al organiseer je honderd rommelmarkten. En dus geldt die onverbiddelijk wet van de markt die we collectief als juist, logisch en rechtvaardig zijn gaan beschouwen.

De Amerikaanse droom dat je het kunt maken als je het maar probeert en dat het  daarom je eigen schuld is wanneer je daar niet in slaagt, is een onwrikbaar deel van ons collectieve bewustzijn geworden. Ga er maar eens aanstaan met je honderd stoelen in Theater Achterom te Hilversum.

Toch vreemd dat wij in Europa, waar het allemaal ooit zo anders was bedacht, zijn geloven dat die droom nastrevenswaardig en waar is. Er lijkt haast geen plaats meer te zijn voor enige andere overtuiging. ‘Roem en valuta’ domineren ons idioom. In andere termen spreken is nodig. Maar zoals auteur Tom Lanoye zei in Buitenhof: ‘Belangrijke discussies worden nauwelijks meer gevoerd’. En dat moet wel. Want terecht stelt Achterom-voorzitter Cobie de Vos dat men zonder basisondersteuning niet door kan. Onder al dat inventieve ondernemerschap is een stevig fundament nodig. Daar moet de politiek pal voor staan. Fundamenten bouwen op de inzet van vrijwilligers kan niet.

Het gaat hier namelijk niet om een liefhebberij. Maar om publieke instellingen met maatschappelijke en culturele waarde. Die waarde(n) voorzagen wij in Europa tot voor kort van een ondergrond. Dat we dat principe ondermijnen is een hele onverstandige keuze. Waarvan akte.

2 reacties

  1. Simone de Jong schreef:

    Precies!

  2. Herald schreef:

    Goed stuk. Zonder kleine theaters is het ook voor beginnende makers en spelers onmogelijk om kilometers te maken, ervaring op te doen, talent bij te schaven en een eigen publiek op te bouwen. Wat dan overblijft is een handjevol gesubsidieerde gezelschappen en de grote publiekstrekkers. Nogal verschraald…

Reacties zijn gesloten.