Volle zalen

Op het Nederlands Theater Festival 2015 probeerden we er tijdens het Grote Podiumkunstendebat de vinger op te leggen of het nou goed of slecht gaat met het Nederlands theater. Bij gebrek aan volledige cijfers lukte dat toen niet helemaal. Het aantal speelbeurten leek niet afgenomen, maar de verhalen van de aanwezigen weerspraken dat. Althans: het had er de schijn van dat de speelbeurten van de gesubsidieerde gezelschappen steeds minder in de zalen en steeds meer op de festivals worden gemaakt.

Maar of er nou daadwerkelijk meer of minder publiek komt en of het gesubsidieerde toneel inderdaad vooral nog in de grote steden te vinden is; het beeld bleef diffuus. De Vereniging van Schouwburg- en Concertgebouwdirecties was echter positief: het theaterbezoek leek stabiel en hetzelfde gold voor het aantal presentaties. Eigen cijfers van de VSCD onderstreepten die conclusies.

Acht maanden later presenteert de VSCD op het Congres Podiumkunsten in Nijmegen mooie getallen. Naast de droevige constatering dat het aantal vaste banen in de theatersector opnieuw is afgenomen is er ook goed nieuws. Het theaterbezoek zit in de lift meldt de belangenvereniging, onder andere dankzij het ‘expanded theatre’ en de amateurgezelschappen. Maar nog geen dag later komt de aanvankelijk enthousiast verslag doende cultuurjournalist Wijbrand Schaap tot inkeer: de cijfers kloppen niet. Het gaat volgens zijn redenering juist steeds slechter met het theaterbezoek.

Hoe het ook zij: het gebrek aan kloppend cijfermateriaal is fnuikend. Het maakt het vrijwel onmogelijk om de situatie goed te doorgronden en daar effectief op in te grijpen. Bovendien: als er inderdaad ten onrechte een te positief beeld wordt geschetst speelt dat politici met bezuinigingsdrift in de kaart. Dan komt onjuiste positieve framing als een boemerang terug.

Juiste cijfers zijn dus hard nodig. Zolang die er niet zijn sturen we op een gevoel en op onze subjectieve waarneming maar kunnen we het volledige, echte plaatje niet zien. Tegelijkertijd vind ik dat we terughoudend moeten zijn in het naar buiten brengen van cijfers. Het vergt kennis om ze te kunnen doorgronden. Kennis die je niet van het publiek mag verwachten. Bovendien doe je dan mee aan het voortdurend praten over cijfers en niet over de inhoud. Daarom kies ik er voor om in persberichten geen publieksaantallen te noemen, ook al zijn die hoger dan het jaar er voor. Want wat zegt het? Wat zijn 25.000 bezoekers voor een festival als Soldaat van Oranje er al twee miljoen heeft gehad, of als Dance Valley het dubbele op een dag doet?

Er is een algehele fixatie op publiekscijfers en de Volle Zaal, maar laat ik u een geheim verklappen: in het programmeren van een vol bezette schouwburg zit in wezen de uitdaging niet. Waarom zou je dan steeds met mooie cijfers willen pronken?

Ooit, toen ik nog theaterprogrammeur was van de Stadsschouwburg in Groningen en het destijds nog bestaande Kruithuis, vonden we het een sport om het aantal bezoekers voor een voorstelling zo exact als mogelijk te voorspellen. Zonder dat de voorstelling in kwestie al gemaakt was natuurlijk, want de meeste voorstellingen werden destijds nog op voorhand verkocht. Dat voorspellen lukte regelmatig tot op de bezoeker nauwkeurig. ‘Vertel me je idee en ik voorspel je het aantal bezoekers’. Zoiets.

Orakel

Je hoeft er echt geen orakel van Delphi voor te zijn om dat te kunnen. Ja, het publiek is grilliger geworden in haar voorkeuren en men koopt steeds later haar kaarten maar dan nog… Een beetje theaterprogrammeur, theatermarketeer of theaterdirecteur kan het. Als Tom de Ket vertelt dat hij Het Pauperparadijs op locatie in Veenhuizen gaat maken dan weet je bij voorbaat dat de kaarten niet aan te slepen zullen zijn, al moet Tom de tekst op dat moment zelfs nog bewerken.

Vanzelfsprekend ligt het subtieler dan dat. Maar bekijk af en toe eens een filmtrailer op Youtube van een film die je niet kent en check op IMDd wat deze aan ticketverkoop in de V.S. heeft opbracht. Met de nodige oefening kun je dat steeds exacter inschatten, uitzonderingen als een plotselinge verrassing of flop daargelaten. Je zult meteen ook merken dat kassa-opbrengsten in feite weinig zeggen over de artistieke kwaliteit van een film.

Het programmeren van een volle schouwburg of een uitverkocht festival is in die zin geen opgave. Maar… dan moet je wel de ene na de andere blockbuster weten te vinden. En dat is natuurlijk niet de realiteit. De publieke omroep heeft nu eenmaal ook niet iedere dag een voetbalkampioenschap of de kroning van een nieuwe koning tot haar beschikking om maximale kijkcijfers mee te scoren. Het daarom niet fair om te verwachten dat de zalen altijd vol zitten.

Het wordt pas bedenkelijk wanneer zalen hun bezoekerspercentages bewust of onbewust en/of door financiële omstandigheden of politieke druk gedwongen, proberen op te schroeven door stoelen uit de zaal te halen of aanbod dat naar verwachting geen volle zaal trekt eenvoudigweg niet meer te laten zien. In dat laatste geval zal het publiek van dat aanbod vervreemden en wordt er een neergaande spiraal in gang gezet.

Het opbouwen van een publiek voor ander aanbod dan de geheide publiekssuccessen is een complexe aangelegenheid die een continue investering vergt op velerlei gebied: gastvrijheid, voorlichting en educatie, kwaliteit, verwachtingsmanagement en marketing, onderhoud en uitstraling van het gebouw, de opbouw van relaties met gezelschappen en publiek, worteling in de gemeenschap, prijsstelling, concurrerend vermogen, etc. Ga er maar eens aanstaan als schouwburg of kleine zaal met personele onderbezetting.

Vergeten wordt maar al te vaak hoeveel jaren er nodig zijn om een publiek op te bouwen. Hoe lang bestaat het Holland Festival? 70 jaar, net als de Edinburgh Festival Fringe. Oerol? 35 jaar. Toneelgroep Amsterdam? Bijna 30 jaar.

Het probleem is uiteindelijk niet het hogere bezoekcijfer. Het probleem is in essentie het verschil in opvatting over de maatschappelijke en culturele functie van de schouwburgen en theaterzalen en een dubbelheid in het denken bij beleidsmakers waar bijvoorbeeld ook de NPO last van heeft. Verheffen moet, onderwijzen moet, kwetsbare schoonheid tonen als gezond tegenwicht tegen commercieel geweld ook, maar aan het einde van de dag telt de onverbiddelijke wet van winst en verlies.

Er is al helemaal geen ruimte voor de erkenning van het feit dat er voor sommige voorstellingen of disciplines nu eenmaal maar een beperkt publiek bestaat, maar dat is weer een ander verhaal.

De kwestie is het ongeduld bij politici en beleidsmakers en de ongezonde maatschappelijke focus op financieel rendement en succes. Als er met meer vertrouwen in de intrinsieke motivatie van de theatersector om een groter publiek te bereiken, voldoende zou worden geïnvesteerd in de professionalisering van de publieksopbouw en er niet voortdurend zo hard volgens neoliberale principes wordt afgerekend, zouden de cijfers daadwerkelijk een stuk rooskleurig zijn.

Het is nu ondanks en niet dankzij het beleid dat de sector nog overeind blijft. Het zou Wijbrand Schaap bovendien een avondje narekenen besparen. Een avondje waarop hij ook in het theater had kunnen zitten. Ik bedoel maar. Scheelt toch weer 18 euro 50 op z’n minst.