Met sommige mensen is het snel schakelen. Je hebt een idee, de ander vult je halverwege je zin aan, je bent akkoord, hangt op en gaat aan de slag. Zulke gesprekken heb ik opvallend genoeg vooral met stand-up comedians, bedenk ik mij nu. Misschien schakelen comedians snel. Dat is tenslotte hun vak. Of ze hebben gewoon geen zin om lang met mij aan de telefoon te hangen. Dat kan ook.
Ik hou erg van dat soort drie minuten gesprekken. Het gaat tenslotte om Het Idee. Een idee is goed, of niet. Of je daar nu lang of kort over praat.
In Robert Altman’s film The Player uit 1992 hebben scenarioschrijvers vier zinnen om hun plot aan de filmbazen uit te leggen. Vier zinnen om de geldschieters er van te overtuigen dat dit verhaal een film moet worden. Dan weten de filmbazen genoeg.
In de theatersector werkt het eigenlijk niet anders. ‘Een te gek concept doet alles’, zegt collega Pien van Gemert van het Nationale Theater op LinkedIn over The Nation van regisseur Eric de Vroedt. ‘Een soort Netflix in het theater, opgeknipt in korte afleveringen. Uitmondend in een marathon-voorstelling’. Bij de generale was nog nooit zo veel nieuw publiek geweest.
Maar pas op: er zijn twee valkuilen als het om ideeën gaat. ‘Een goed idee verkoopt zichzelf’, is een veel gehoord cliché. Dat is onzin. Je kunt nog zo veel leuke ideeën hebben, maar als niemand ze kent, ben je nog geen stap verder. Communicatie is key.
Ideeën komen bovendien niet vanzelf is mijn ervaring. Ze komen pas als er ruimte voor in je hoofd is. Een te volle agenda, zorgen, hectiek, lange vergaderingen, congressen, beleidsplannen schrijven: mij helpen ze niet om tot goede ideeën te komen. Leegte wel. Het is net als bij een volle kan water. Er is geen ruimte meer om er ook maar een druppel bij te doen.
Leeg de kan en hij vult zich met nieuwe plannen.