Transparantie

Een van mensen die een paar jaar geleden de Fair Practice Code agendeerde is theatermaker Anoek Nuyens. Anoek, destijds mijn collega bij het Nederlands Theater Festival, stelde voor om in het kader van de radicale transparantie tijdens het festival een expositie van loonstrookjes te organiseren. Zo ver is het nooit gekomen en dat is misschien maar beter ook.

Want wat zo veel transparantie vooral oplevert is een rotgevoel voor degenen die ten onrechte minder verdienen dan anderen. Plus een heleboel onduidelijkheid. Zo zijn de verschillen tussen mensen in loondienst en zzp-ers altijd goed voor veel verwarring. Bovendien zeggen loonstrookjes weinig over het achterliggende verhaal. Zo was er de onsterfelijke opmerking van een bestuurder die zei: ‘Als jij fulltime betaald zou worden had je een prima inkomen’. Klopt. Maar op dat moment werkte ik fulltime en werd ik halftime betaald. Het is maar net hoe je er tegen aankijkt.

Erg assertief reageerde ik niet. Het stemmetje in het achterhoofd dat piept: ‘Je kunt ook in een fabriek gaan werken’, houdt ons in de kunstensector nederig. Mij in ieder geval wel en eigenlijk al veel te lang. Ik maak mij sterk dat velen in onze sector feitelijk de sponsor zijn van hun eigen baan.

Begrijp me goed: er zijn genoeg mensen in de kunsten die een topsalaris verdienen. Er wordt zelfs meer geld in de internationale kunsten verdiend dan ooit tevoren. De pijn zit ‘m echter in twee dingen. Allereerst de grote verschillen. Ik ken mensen die van 12.000 euro netto per jaar rond moeten komen en mensen die het tienvoudige een bescheiden brutosalaris vinden. Marktwerking, zeggen we dan.

Het tweede probleem is dat het grote geld verdiend wordt door een steeds kleinere, bevoorrechte groep, terwijl de ‘onderkant’ almaar verder verarmt en al decennia lang te maken heeft met lasten- en plichtenverzwaring. Je kunt op je klompen aanvoelen dat zich dat ooit ergens gaat wreken.

Je kunt dus ‘beloningen, tarieven en salarissen op een laagdrempelige manier bespreken’, zoals de Fair Practice Code wil, maar of die openheid er ook daadwerkelijk toe bijdraagt dat de ongelijkheid op de arbeidsmarkt daalt, betwijfel ik.

Wat je wel kunt doen is proberen de uitwassen te beperken, de minst verdienenden te beschermen door strikte minimumtarieven te hanteren, maximale termijnen te stellen aan topposities, een pensioenregeling en arbeidsongeschiktheidsverzekering te regelen voor ruim 1,2 miljoen zzp-ers en een bewustzijn creëren over de groeiende ongelijkheid in de wereld.

Boeren, medisch personeel, leraren, bouwvakkers, middenstanders, kunstenaars, de zorg – we zitten allemaal in het zelfde zinkende schuitje. Dat besef is hopelijk de eerste stap naar wat er nu echt nodig is: algehele solidariteit, ongeacht beroepsgroep of generatie.

Deze column verscheen in Prijs n.o.t.k. / Zzp’ers in de cultuursector, een uitgave van Kunsten ’92, op 30 januari 2020.