Wie houdt er toezicht op de RvT? (1)

Wanneer je de site wbtr.nl mag geloven gaat er ‘meer dan duizend keer per jaar binnen verenigingen en stichtingen wat mis, met grote gevolgen. Soms is sprake van fraude, zelfverrijking of bewust wanbeheer en soms van onwetendheid. Denk aan financieel geknoei, onoplettendheid van de toezichthouders of verstrengeling van belangen’.

In de culturele sector kennen we de Governance Code Cultuur, die met een reeks aanbevelingen hoopt te voorkomen dat ‘er wat misgaat’. De Code wil goed, verantwoord en transparant bestuur bevorderen. Dat is nodig, want goed gaat het zeker niet altijd.

Als er een ‘kwestie’ in de media komt gaat het vrijwel altijd over het disfunctioneren van de directeur/bestuurder of zijn evenknie, de directeur in een klassiek bestuurde stichting. (Ik ga het verder omwille van de leesbaarheid hebben over Raden van Toezicht, waar ik ook besturen van klassieke stichtingen mee bedoel).

Het disfunctioneren van Raden van Toezicht is een onderwerp waarover zelden wordt gesproken. En laat ik eerlijk zijn: wanneer de verstandhouding met mijn huidige Raad van Toezicht niet heel goed zou zijn, zou ik het wel uit mijn hoofd laten om me hierover uit te spreken. Toch laat het functioneren van Raden van Toezicht naar mijn eigen waarneming nog wel eens te wensen over. Alle Codes, trainingen en opleidingen ten spijt.

Waar het volgens mij wel eens misgaat? Het is natuurlijk lastig om te generaliseren, maar laat ik in twee blogs vertellen welke tendensen ik zie.

Om te beginnen gaat het niet zelden mis tussen de Raad van Toezicht (RvT) en de directeur/bestuurder. In 2002 deed de VSCD met het boekje Een Ongewild Einde een poging om die pijn bloot te leggen. Hierin werd verslag gedaan van een onderzoek naar het voortijdige vertrek van directeuren. Ik heb het, niet toevallig, uitgeleend aan een directeur die na een conflict met zijn Raad van Toezicht de biezen moest pakken en heb het kleinood vervolgens nooit meer teruggezien.

Ik weet nog dat het boekje onder meer concludeerde dat directeuren regelmatig worden binnengehaald met verkeerde verwachtingen. Men vraagt innovatie en artistieke bevlogenheid, maar men wil ten diepste vooral: financiële zekerheid. Niet dat het een het ander per se uitsluit maar google voor de grap eens op vacatures waarin ‘leiders met lef’ worden gezocht. De roep om lef en verandering is doorgaans groot. Maar uiteindelijk wil een Raad van Toezicht het liefste rust in de tent.

Verwachtingen

Het gaat dus al dikwijls verkeerd bij de verwachtingen. Raden van Toezicht zijn van tijd tot tijd op zoek naar schapen met vijf poten. In een sollicitatiegesprek heb ik een RvT ooit voorzichtig laten weten dat die niet bestaan, maar zij dachten stellig van wel. Dat is alvast een potentiële bron van gedoe op langere termijn. Je kunt als schaap met vier poten immers alleen maar teleurstellen. Aan naleving van de Code is men dan nog niet eens toegekomen.

De leden van de RvT moeten vervolgens opgewassen zijn tegen de veranderingen die ze aanvankelijk zelf zo vurig wensten en de tegendruk vanuit de diverse gelederen die daarmee gepaard gaat. Het oude loslaten blijkt niet overal altijd even gemakkelijk te zijn. Het is een menselijke neiging om wat eens was te verdedigen en het nieuwe met argusogen tegemoet te treden. RvT’s worden geacht op ‘kritische en stimulerende wijze toezicht te houden’, maar moeten eveneens weerbaar zijn voor kritiek van buitenaf wanneer er een nieuwe koers wordt ingezet. Daarover zegt de Code niets.

Niet zo lang geleden sprak ik een directeur die aan den lijve ondervond wat een verandering doorzetten kan kosten: namelijk haar baan. Gezegend is degene die zich in weer en wind door zijn of haar RvT gesteund weet, wee degene die vol in de storm komt te staan en onvoldoende rugdekking krijgt. Dan kun je als enthousiast innovator zomaar alleen komen te staan.

Het krachtenveld tussen directie/bestuur en RvT is binnen de Code ongelijk verdeeld. Dat is een van haar grote zwaktes. Een goede RvT doet volgens de Code aan zelfevaluatie maar de bestuurder heeft daar verder geen enkele stem in. Andersom beoordeelt de RvT de bestuurder wel, want ‘de RvT beslist over benoeming, beoordeling, bezoldiging, schorsing en ontslag van het bestuur (aka de bestuurder)’.

Heb je kritiek op je werkgever of erger, vind je dat er binnen de RvT iets niet deugt en stel je dat aan de kaak, dan loop je als directeur-bestuurder een risico dat je misschien liever niet neemt. Men vliegt denkelijk zo een ander in wanneer je niet oppast, ook al wordt daarmee wellicht het principe van goed toezicht met voeten getreden. De RvT is officieel namelijk nergens aan gehouden. Dat roept vragen op over een veilige werksfeer. Binnen organisaties is veiligheid terecht een hot topic, maar of die veilige werksfeer tevens voor directies wordt gegarandeerd, durf ik nog wel eens te betwijfelen.

Meer pijnpunten, misverstanden en aanbevelingen in deel twee.

AI gegenereerde afbeelding