‘De kunst heeft de politiek tot tegenstander gemaakt’, zei collega Paul Gudgin me zo’n twee jaren terug, ‘Kunst zou een veel grotere maatschappelijke rol kunnen spelen door zich te verbinden met urgente thema’s waar de politiek nu mee worstelt. Je zou eigenlijk aan de politici moeten vragen hoe je ze als kunstensector kunt helpen om maatschappelijke uitdagingen het hoofd te bieden’.
Met dat advies in gedachten benaderde ik een van onze grotere politieke partijen. Een half jaar geleden zaten we met tien ‘creatieven’, theatermakers en een zestal politici en politieke beleidsmedewerkers om de tafel. Het ging nu eindelijk eens niet over geld of over subsidies of over het belang van kunst. Niemand vertelde de ander hoe het moest. Het was, in alle opzichten, een gelijkwaardig gesprek. Er werd gepraat en geluisterd. Gewoon een goed gesprek. Niets meer en niets minder. Met elkaar praten over kwesties die ons allemaal aan gaan is de manier om grote afstanden in dit kleine land te overbruggen. We zouden dat vaker moet doen. Kost niks. Hooguit een kan koffie of wat biertjes. Een revolutionair concept dat direct toegepast kan worden. Je hoeft er niet eens een werkgroep voor op te richten.
En zijn er nieuwe inzichten ontstaan?
Inderdaad nieuw concept.
Absoluut. Over en weer. Men was allereerst blij verrast over het ondernemerschap en de creativiteit van de groep. Daarnaast heeft het indirect geleid tot een samenwerking rond de organisatie van een (politiek) evenement. Ideeën en gedachten te over tijdens zo’n gesprek. Maar het grootste voordeel is dat men elkaar leert kennen zonder dat het over hullie en zullie gaat. Ik wil er werk van maken om vaker dit soort gesprekken op touw te zetten. Het is het enige dat echt goed werkt. Niet alleen maar zenden, maar vooral luisteren.