Binnen de podiumkunsten wordt nog steeds met gemengde gevoelens teruggekeken op de Mars der Beschaving. Niet vanwege het protest op zich, maar vanwege die rottige twee laatste woorden. Hadden ze het maar bij De Mars gehouden, dan had het verder zo gerechtvaardigde protest tegen de kaalslag in de kunsten niet zo’n last gehad van die pedante toevoeging. Hij dreunt nog steeds na, die naam, dat moet gezegd. Op een etentje afgelopen vrijdag werd er door een paar comedians weer eens met onverholen afschuw op gereageerd.
Diezelfde comedians had ik destijds in de weken voorafgaand aan De Mars gevraagd om de protesterende horde met een inspirerende speech of met wat motiverende humor bij te staan. Er kwam, tot mijn niet geringe verontwaardiging, geen enkele reactie.
Een jaar daarna dronk ik koffie met een van hen. ‘Waarom heb je nooit gereageerd?’, vroeg ik, ‘Jij hebt tenslotte ook je geld verdiend op de gesubsidieerde podia’.
Los van het feit dat helemaal niets doen wel heel gemakkelijk is, raakte zijn antwoord me wel: ‘Ik had geen enkele zin om me er mee te verbinden omdat men blijkbaar niets beters wist te bedenken dan zoiets stompzinnigs als een mars. Van een kunstensector verwacht je toch op z’n minst een artistiek antwoord. Maar men kwam met al die creatieve geesten bij elkaar niet verder dan een mars en een schreeuw. Maak dan tenminste gebruik van je kracht, denk ik dan’.
Iets soortgelijks laat toneelschrijver Nathan Vecht onze minister-president zeggen in de superieure monoloog ‘Een eerlijk mens’ van mugmetdegoudentand als reactie op het kunstprotest op het Malieveld. ‘Iedereen schreeuwt al de hele dag moord en brand en wat doet de kunstensector? Nog meer schreeuwen’. Au.
Mogelijk nog pijnlijker is het tweede deel van Kunsthart, Vechts’ formidabele drieluik over de kunsten. Hierin zien we de vrouw van DJ Armin van Buuren en dirigent Mariss Jansons in gesprek over het geplande optreden voor de Koning en Koningin. Het lijkt het organiserend comité een geweldig idee om de muziek van het Koninklijk Concertgebouworkest op te leuken met de house van Armin, om het zo voor een breder publiek toegankelijker te maken. Jansons begrijpt het werkelijk niet. Is de muziek van zichzelf dan niet betoverend genoeg? De maestro bezwijkt bijna van onbegrip.
Die geforceerde kunstgreep om klassieke muziek toegankelijk te maken trof me, omdat ik weet dat we daar als sector maar al te vaak toe neigen. Mijn overtuiging is dat je er weliswaar alles aan mag doen om kunst te verkopen en onder de aandacht van een zo groot mogelijk publiek te brengen, al ga je er voor in je blote kont aan de Martinitoren hangen; van de inhoud blijf je af. We moeten de kunst zelf niet opzadelen met oneigenlijke opdrachten en de intrinsieke kracht er van onderschatten.
Kunstgrepen
Kunstgrepen zijn niet nodig. Leren waarderen des te meer. Voor wat het theater betreft: in Nederland hebben we al te maken met een van de meest toegankelijke vormen van toneel in vergelijking tot de ons omringende landen. Uren durende toneelstukken waarvoor je je klassieken moet kennen en waar onze Oosterburen het publiek nog wel eens lekker mee willen geselen kennen we hier eigenlijk nauwelijks. Heel streng in de artistieke leer zijn we hier niet.
Maar misschien moeten we dat wel weer worden. Het artistieke denken weer leidend laten zijn in de kunstensector. Niet de economie, maar de creativiteit laten regeren. De macht aan de economen heeft de kunstensector helemaal niets gebracht. Lees de krant. En dat is mijn punt. De kracht van de kunstensector ligt in de kunst zelf. Nee, goede kunst verkoopt zichzelf niet. Dat is onzin en een ouderwets standpunt bovendien. Maar die verkopers moeten wel iets te verkopen hebben. Schitterende ideeën, uitzonderlijke standpunten, nieuwe vergezichten. De kunstensector moet dingen willen doen die niemand doet, grenzen zoeken die niemand zoekt. Een bezoek aan een kunstgebouw moet een wezenlijk andere ervaring zijn dan een bezoek aan ieder ander gebouw, in de kunstensector moet juist een ander idioom gelden dan in het bedrijfsleven, moeten juist andere regels gehanteerd worden dan overal elders.
De artistieke beer moet los. Het is hoog tijd dat er wat mensen opstaan die zeggen; ‘Ho eens even… wat is dit voor onzin? Al deze management taal die we bezigen. Al dit naar de mond praten van een vage publieke opinie die niet te controleren valt, uit angst om, wat? Afgerekend te worden? Of, om met Melle Daamen te spreken: al deze onzinnige braafpraat. Artistieke, progressieve denkers die hun nek durven uit te steken moeten het weer voor het zeggen krijgen in het discours over de toekomst van de kunst. Zodat er artistieke antwoorden gevonden kunnen worden op uitdagende vragen.