Artist-run spaces

In de afgelopen decennia zijn ook de podiumkunsten net als de rest van de wereld keurig netjes verzakelijkt.

De verzakelijking van de sector heeft de interne organisatie van menig culturele instelling ongetwijfeld goed gedaan. Maar heeft die verzakelijking ook opgeleverd wat we er van hadden verwacht? Is de verzakelijking niet te ver doorgeslagen? De calculerende manager heeft het woord. De podiumkunsten hebben er ondanks al die geleende opvattingen uit het bedrijfsleven financieel echter nog nooit zo slecht voor gestaan als nu. Theaters sluiten, instellingen vallen om, freelancers met meerdere banen houden de sector draaiende. Dat geeft te denken. Blijkbaar heeft er iets niet gewerkt. Iets wringt. Zoals de verzakelijking van de hele wereld wringt.

Natuurlijk: de crisis kwam er tussen. Maar… als de kunstensector zichzelf niet zo afhankelijk had gemaakt van een economisch denkraam waarvan de houdbaarheidsdatum misschien wel in zicht is, was de situatie in de podiumkunsten dan nu anders geweest?

Onder collega’s bespeur ik inmiddels een toenemende afkeer van het ‘marktdenken’ en alles wat daar mee samen hangt, zoals de Amsterdamse studenten zich recentelijk tegen het ‘rendementsdenken’ hebben gekeerd. Er is behoefte aan een alternatief, die niet winst of verlies maar de artistieke inhoud centraal stelt.

‘Maak de kunstenaar weer theaterdirecteur!’, riep een Engelsman onlangs op een internationaal  congres voor de podiumkunsten. Daar valt veel over te zeggen.

Niet voor niets is de Artist-Run Space in opkomst. De kunstenaar die het voor het zeggen heeft in de door hem of haar zelf gerunde ruimte, al dan niet binnen een collectief van gelijkgestemden.

Debat is nodig, maar echt tot de bodem gaan debatten in de podiumkunsten, waar nestbevuiling bijna een doodzonde is, helaas zelden. En dat is jammer, want fundamentele, noodzakelijke veranderingen blijven daardoor uit.

Ik ben geneigd te denken dat we inderdaad iets te veel leentjebuur hebben gespeeld en te weinig zijn uitgegaan van eigen kracht. De kunstensector heeft zichzelf onbewust in de frustrerende positie van leerling van het bedrijfsleven gebracht en is daardoor te weinig de meester van de verbeelding gebleven. Terwijl het bedrijfsleven paradoxaal genoeg juist daar inspiratie uit put en evenzogoed hunkert naar een verfrissend geluid.

Iedereen worstelt met een groeiend gevoel van onbehagen, is het niet? Het antwoord zit ‘m in de dialoog en de creativiteit om nieuwe modellen voor de toekomst te ontwikkelen. Dat kan de kunstensector als geen ander. Zeker als het eigen woorden vindt en zich niet langer laat opdringen hoe het moet, door mensen die het ook even niet weten. Het oude is uitgewerkt. Maar het nieuwe lonkt.

Nieuwe Grond
Nieuwe Grond