In een zinderende workshop tijdens de Europese netwerkmeeting voor de podiumkunsten IETM tegen het decor van het zowel middeleeuwse als Renaissancistische Italiaanse Bergamo, afgelopen week, vergeleek de artistiek directeur van Likeminds Caspar Nieuwenhuis de overgang van de Middeleeuwen naar de Renaissance met de transitiefase van nu.
In deze tijd, zo betoogde Nieuwenhuis, komen in het kunstenaarsbestaan de waarden uit beide tijdperken bij elkaar: het samen werken binnen een gilde, maar net zo goed de eigen autonomie. Lag in de middeleeuwen het accent vooral op de kwaliteit van iemands vakmanschap en in de Renaissance het accent meer op de eigen artistieke signatuur, tegenwoordig zijn beide van belang en is meesterschap, net als de meester en zijn gezel, weer een opkomend begrip.
De kunstenaar van nu is lokaal geworteld, verbindt zich met de hem omringende gemeenschap maar is tegelijkertijd een nomade, die waar ook ter wereld werkt en leert. Nieuwenhuis filosofeerde, in een poging om het huidig tijdsbestek te duiden, over een nieuwe Renaissance en hij is daar beslist niet de enige in.
Nomadisch kunstenaar
Onwillekeurig dwaalden mijn gedachten tijdens de daarop volgende discussie af naar de circusartiest, de nomadische kunstenaar bij uitstek. In 2004 deed ik samen met Wim Claessen onderzoek naar het curriculum van circusopleidingen in Europa en werd ik getroffen door de manier waarop men in de circuswereld werkt.
Over de wereld reizen om je te specialiseren of om van oude meesters te leren of om werk te vinden bij steeds wisselende gezelschappen en collectieven is in het circus de praktijk. Kennisdeling zit in het DNA van de circusartiest want het doorgeven van vakkennis, al dan niet binnen de eigen familie, komt voort uit een eeuwenoude traditie.
Daarbij is de circuswereld opvallend genereus en solidair, waarschijnlijk vanuit het besef dat men het in het onzekere circusbestaan samen moet zien te rooien.
Een beetje circusartiest spreidt het risico en leert zichzelf twee, drie routines aan om in zijn of haar levensonderhoud te voorzien. Wie afstudeert aan de circusschool van Boedapest (een opleiding waar je al als kind binnen komt) krijgt bij het afstuderen de benodigde rekwisieten mee. Kun je binnen een paar jaar van je circus routines leven, dan mag je de spullen van school houden, mits je zo nu en dan zelf een steentje bijdraagt aan de opleiding van de volgende generatie.
Mutidisciplinair
De circusnomade is niet rijk. In het kleinere circus staat hij niet zelden zelf bij de deur, verkoopt ijsjes in de pauze en plakt de posters in de stad. Hij is hands on in zijn aanpak, staat in direct contact met zijn publiek en is als artiest van nature multidisciplinair georiënteerd.
Zo bezien heeft de circusartiest veel weg van de nieuwe renaissancistische kunstenaar die Nieuwenhuis voor zich ziet. Een haast romantisch beeld.
Maar ter nuancering moet worden gesteld dat die nomadische kunstenaar zich anno 2015 vooral beweegt in het middensegment van de kunsten en alles daar onder. Die beweging is misschien spannend maar ook uit nood geboren. Aan het hof van de Koning blijft echter nog lang alles bij het oude. Dat is hoven blijkbaar nu eenmaal eigen.