Sinds het spook van het populisme de kunsten de stuipen op het lijf heeft gejaagd, hoor je in de kunstensector bijna niemand meer hardop klagen. Alsof men vreest dat negatieve berichtgeving als een boemerang snoeihard in het gezicht van de kunstensector terugslaat. ‘Het publiek houdt niet van klagers’, zei Joop van den Ende al in zijn ‘Staat van het Theater’ tijdens de opening van het Nederlands Theater Festival op 1 september 2011. Dat klopt helemaal. Maar inmiddels moet datzelfde publiek vrezen dat het meer kwijtraakt dan het ooit had kunnen bevroeden.
Het is destijds talloze keren gezegd: de afgesproken ‘eigen inkomstennorm’ werd lang voor de bezuinigingen door de meeste instellingen gewoon ruimschoots gehaald. Maar er was een stok om mee te slaan nodig om de ingrijpende besnoeiingen te rechtvaardigen en dus werden de kunstinstellingen afgeschilderd als subsidieverslaafde nietsnutten. Die bezuinigingen zouden hoe dan ook tot kaalslag leiden, want van sponsoring en mecenaat konden in tijden van crisis geen wonderen worden verwacht, zo was de waarschuwing vanuit het kunstenveld. Van den Ende wees er nog eens op dat de geefcultuur in de Verenigde Staten een wezenlijk andere is dan wij die kennen of zullen kennen, in de wetenschap dat de Nederlander veel en veel meer belasting betaalt dan de gemiddelde Amerikaan.
Die andere inkomsten kwamen er dus niet. Sterker: de sponsormarkt stortte in, bij publiek viel weinig meer te halen dan men al deed en het prille mecenaat zag en ziet zichzelf overstelpt met aanvragen. In een poging de zaak overeind te houden en de eindjes aan elkaar te knopen is de kunstensector de rekeningen gaan verhogen. Rekeningen die niet naar het bedrijfsleven, overheid of het publiek worden gestuurd maar voornamelijk naar elkaar. Waar eerst vriendendiensten werden geleverd, heerst nu het ‘uurtje-factuurtje’. Kunstinstellingen ontvangen daarnaast in toenemende mate verzoeken van andere kunstinstellingen om een geldelijke bijdrage aan projecten. Zo vreet de kunstensector zichzelf stukje bij beetje op. Want de rekening bij elkaar neerleggen is geen ondernemerschap. Dat is vooral ‘een beetje dom’ en zelfdestructief.
Het gevaar dat de kunst in Nederland in rap tempo marginaliseert is levensgroot. Uit de theaters is het gesubsidieerde toneel aan het verdwijnen terwijl ook de vrije producenten worstelen om aan speelbeurten te komen. Filmhuisfilms draaien steeds korter in de bioscopen. Massacultuur prevaleert. Eet- en drinkfestivals, zonder kunst, zijn in opkomst. In dat opzicht zijn we namelijk wel net Amerikanen. Toegegeven; het stijgende museumbezoek is een absoluut lichtpuntje al is het lang niet zeker of het ‘Rijksmuseum-effect’ blijft.
Ik geloof persoonlijk niet dat de investering in kunst ooit weer terugkomt op het niveau van voor de bezuinigingen. Tenzij er een groot, visionair staatsman opstaat die het vermaledijde Thorbecke-principe failliet verklaart en wel verantwoordelijkheid wil nemen voor een gezond, vooruitstrevend en inspirerend kunstklimaat waar iedere Nederlander, jong of oud, baat bij heeft. Want het is de politiek en de politiek alleen die dat soort grote, interfererende keuzes kan maken. Als de politiek kunst belangrijk vindt, wordt het belangrijk. Zo simpel is het. Maar kunst doet het slecht op het cv van de politicus. Er valt geen eer aan te behalen. Het wachten op een Nederlandse Jack Lang, de Franse socialistische minister van cultuur die in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw de dominantie van de Amerikaanse cultuur te lijf ging en een enorme impuls gaf aan de kunsten in met name de regio, is waarschijnlijk tevergeefs.
Maar wat is dan nog het alternatief voor de kunstensector als noch de politiek, noch het traditionele denken over ‘geld verdienen’ helpt? Theatermaker Walter Bart haalde in zijn ‘Staat van het Theater’ (2012) al schrijver, filmmaker en schilder Herbert Achternbusch aan: ‘Je hebt geen kans, maar pak ‘m’. Johan Simons gebruikt graag, aldus de Duitsers, de ’typisch Nederlandse’ variant van die uitspraak: ‘Je hebt geen kans, dus grijp ‘m’. Want dat is de mogelijkheid die nu resteert voor wie niet te zeer afhankelijk wil zijn: kansen grijpen die er op het eerste gezicht niet zijn.
Volgens Dorian van der Brempt van Vlaams-Nederlands Huis deBuren is het nu de kunst om als een Jezus van broden en vissen meer broden en vissen te maken. Dat klinkt als een wonder, maar het kan wel.
Er is talent, er zijn gebouwen, er is publiek, er is innovatieve denkkracht, er is creativiteit. Dat is het wezenlijke kapitaal van de kunstensector. Zodra bij iedereen het besef doordringt dat oude tijden niet terugkomen en dat de economie gestoeld moet zijn op continuïteit en niet op groei, omdat anders niet de alleen de kunstensector maar de hele wereld zichzelf opvreet, kan de kunstensector het voortouw nemen in het ontwikkelen van een nieuwe manier van denken waarbij ‘basic’ en ‘delen’ de norm is. Dat kan echter alleen wanneer een ieder zich solidair verklaart en men gezamenlijk een hoger doel nastreeft; de kunsten weer betekenis geven. Dat is een gedeelde verantwoordelijkheid die zich veel verder uitstrekt dan tot kunstenaars en kunstmanagers alleen. Dat is ook de verantwoordelijkheid van onderwijzers, leraren, journalisten, tv redacties, opinieleiders en politici op landelijk en lokaal niveau. Dat is zelfs de verantwoordelijkheid van de hotelier, de restauranthouder en café-eigenaar die gebaat is bij een levendige, culturele stad.
Concreet en voor de hand liggend: als artiesten, professionals en fans consequent en genereus eigen content delen via de sociale media, maakt dat het knokken om een felbegeerde minuut in DWDD uiteindelijk overbodig. Een artikel dat het goed doet op internet, maakt een plek in de krant onnodig. Het Amsterdam Fringe Festival moedigt aan om toch vooral je eigen theater in je eigen huiskamer te beginnen.
Een andere blik op wat waarde vertegenwoordigt, creëert kansen. Velen weten dat, maar niet iedereen is bereid om het geloof in groei-door-meer-geld op te geven. Groei kan heel goed. Door slim samen te werken. Sponsoring gaat nu vooral over kleine bedragen en diensten, maar als de ‘win-win’ voor alle partijen duidelijk is, kan er veel.
Tot slot een voorbeeld uit de praktijk dat twee kanten van dit verhaal laat zien: sinds de liquidatie van het Bureau Promotie Podiumkunsten in oktober 2013 is er voor het Gala van het Nederlands Theater geen geld meer. Was er ooit een budget van een ton, afkomstig van de opbrengsten van de afgeschafte Theater- en Concertbon, nu is dat nul. Met vereende krachten kon dat Gala afgelopen 14 september toch gerealiseerd worden, grotendeels omdat het Nederlands Theater Festival, de Amsterdamse Stadsschouwburg en ACT, de Belangenvereniging voor Acteurs er hun tijd en middelen in stopten. Mensen werden voor hun inzet niet of amper betaald. Dat is de down side. Die niet zou moeten mogen. De praktijk van betaling met een boekenbon hoort niet bij een professionele sector met een fors economisch belang.
Gasten op het Gala betaalden entree en, logisch, hun eigen drankjes. Een enkele mecenas betaalde enkele honderden euro’s zodat de muzikanten een vergoeding konden krijgen. Een bevriend bedrijf leverde de lampen. De kroonluchters werden gesponsord door kroonluchters.nl. Zo organiseer je dus een Gala voor nul geld. Ergens is dat mooi. Er wordt niets verspild. De mensen maken het feest. Er is sprake van generositeit en stijlvolle eenvoud. Een Gala dat niet afhankelijk is van externe financiers maar zichzelf bedruipt is duurzaam. Die onafhankelijkheid van financiers is louterend. Bovendien is onafhankelijk sexy. Iedereen weet dat. Je bouwt er de beste relaties op.
En tegelijkertijd is het toch ook bijzonder karig. Je zou onze acteurs en gezelschappen zoveel meer gunnen. Een erepodium. Een knalfeest met live covering op de nationale televisie. Maar de realiteit is anders. Zolang we collectief blijven geloven in de kracht van bling bling is eenvoud als concept helaas lastig te verkopen en is verdere marginalisering een haast onvermijdelijk gevolg.
Diep in mijn hart vind ik dat een gidsland, nog altijd een van de rijkste ter wereld, zijn culturele verantwoordelijkheid moet nemen met een normaal kunstbudget. ‘Normaal’ is wat mij betreft drie keer de huidige 0,34 procent van de Rijksbegroting. Zolang dat een illusie is, blijft het zoeken naar nieuwe wegen, waarbij solidariteit, delen, hergebruik, generositeit en samenwerking kernbegrippen zijn.
Het Gala van het Nederlands Theater straalde ondanks het minimale budget en dankzij de inzet van onder andere regisseur Greg Nottrot, lichtontwerper Uri Rapaport en presentator Rick Paul van Mulligen ‘zelfvertrouwen en optimisme uit’, schreef het Parool. Dat is zeker iets om trots op te zijn. Maar in de valkuil dat het dus met veel minder minstens even zo goed kan; daar mogen we niet in trappen. Eenvoud is goed en nastrevenswaardig, maar mag nooit ten koste van mensen gaan.