Denken in mogelijkheden

‘Je moet eigenlijk bijna aan 5, 6 projecten werken en dan heb je geluk als er eentje doorgaat’, zei Paul Verhoeven afgelopen 6 februari bij DWDD. Zelfs na het succes van zijn speelfilm Elle heeft Nederlands beroemdste filmregisseur geen garantie op werk. Het typeert de situatie in de internationale kunsten waar men steeds afhankelijker wordt van incidentele ondersteuning. Bij ieder project is het maar afwachten of het doorgang kan vinden. Onevenredig veel tijd wordt door het kunstenveld geïnvesteerd in het zoeken naar geld, tenzij je het geluk hebt om structureel subsidie te ontvangen. Maar zelfs dan moet er nog geld bij worden gezocht.

Goed, je kunt je daar net als Verhoeven manmoedig overheen zetten en het aanvaarden zoals het is, maar op de langere termijn heeft die praktijk van incidenten wel degelijk nadelige gevolgen. Want hoe bouw je als theatergezelschap bijvoorbeeld een publiek op als je er niet zeker weet of je er volgend seizoen weer bent?

Momenteel werk ik aan een Europees theaterprogramma. Ik probeer internationale theatergezelschappen naar Nederland te halen maar merk dat dat veel lastiger is dan, zeg 15 jaren geleden. Eerder was internationaal toeren voor een gezelschap een kans waar men gretig op inging. Desnoods legde men er geld op toe. Nu is toeren voor veel theatermakers eerder bittere noodzaak geworden. Gezelschappen hopen in het buitenland namelijk het geld te verdienen dat ze thuis niet meer hebben. En dus zijn de tarieven torenhoog terwijl de ontvangende theaters steeds minder te besteden hebben. Zie daar de neerwaartse spiraal. Minder internationaal aanbod toert, met blikvernauwing tot gevolg. ‘Bovendien’, zo zei een collega laatst, ‘raken we het daardoor ontwend om dat aanbod op een goede manier bij ons publiek aan de man te brengen’.

De honderden theaters in Nederland hebben natuurlijk wel programmeringsdagen te vullen. Bij gebrek aan kwalitatief hoogwaardig theateraanbod dat nog betaalbaar is, is er ruimte gecreëerd voor producties van ontegenzeggelijk mindere kwaliteit, waar het publiek evenwel toch het volle pond voor neertelt. Dat zal zich op langere termijn wreken. Het publiek is niet op het achterhoofd gevallen en keert na een paar teleurstellende ervaringen niet weer terug.

Daar ligt een kans, zou je denken. Om voorstellingen te maken die wel die kwaliteit bieden. Maar hoe doe je dat zonder middelen? Het lijkt een onfortuinlijke catch 22. Gelukkig hebben we de Amerikanen nog, met in ieder geval tot voor kort, hun onwrikbare vertrouwen in de maakbaarheid van ons bestaan.

howtobe

Momenteel lees ik daarom How to Be an Artist Without Losing Your Mind, Your Shirt or Your Creative Compass. ‘You’re going to hate this’, zegt de schrijfster aan het begin van hoofdstuk 2, ‘maar als je niet van je kunst kunt leven, then you’ve got to get a day job’. Het is een optimistisch en praktisch boek, zoals je mag verwachten van een kunstenaar die behalve musicus en auteur tevens yoga leraar en life coach is. Tegelijkertijd is de dagelijkse kunstenaarspraktijk in de V.S. ontluisterend en verontrustend, vooral omdat de Europese situatie er in negatieve zin steeds meer op is gaan lijken. Die trend zal zich nog wel even doorzetten.

Ik acht de kans reëel dat uitgerekend de twee partijen die de kunsten het minst gunstig gezind zijn bij de aankomende verkiezingen de grootste worden. Maakt u de borst daarom maar vast nat voor een nieuw tijdperk. Als u dat niet al gedaan had. Een somber vooruitzicht? Niet per se. Als je tenminste anticipeert en blijft denken in mogelijkheden.

Waarover spoedig meer.