Dit is voorlopig mijn laatste blog over geld. Ik schrijf liever niet over geld. Dit land is zo onnoemelijk rijk dat ik het bijna pervers vind om over gebrek aan geld te klagen. Neemt niet weg dat een reality check zo nu en dan op zijn plaats is.
Afgelopen week was ik in gesprek met iemand die zich afvroeg of het Nederlands Theater Festival niet wat grootser zou kunnen, met een beetje meer glamour en een paar mooie grote producties uit het buitenland. Dat is een vraag die ik inmiddels al bijna tien jaar stel en ik denk dat we er aardig in zijn geslaagd om met minder budget toch te groeien, maar soms gaat het inderdaad meer over de eindjes aan elkaar knopen dan over hemelbestormend bezig zijn, hoeveel glamour ik de Nederlandse theaterwereld ook zou toewensen. Dit zijn eenvoudigweg andere tijden, waarbij we eerder rekening moeten houden met minder dan met meer.
En dus nee, binnen het Nederlands Theater Festival is geen financiële ruimte voor grootse, dure producties en een sterrengala op tv. Soms moeten we een productie zelfs laten schieten omdat deze voor ons domweg niet te betalen is. We roeien met de riemen die we hebben en dat doen we met een basisbegroting die wordt gedekt door de eigen inkomsten en de bijdragen van grotere en kleinere private en publieke fondsen. Voor het overige bestaan wij dankzij een kleine groep zelfstandigen zonder pensioen, de samenwerking met onze partners, de gezelschappen en zo hier en daar een goede deal met leuke bedrijven. De gesprekken die ik daarnaast dagelijks voer gaan over bedragen tussen de 1000 en een paar duizend euro, over gesponsorde kroonluchters of een paar dozen champagne. Dat is de realiteit waarmee wij werken.
De theatersector verkeert net als zovele andere sectoren in zwaar weer en doet zijn stinkende best om het tij te keren. Hoewel sommigen krampachtig blijde boodschappen richting de buitenwacht blijven verkondigen valt niet te ontkennen dat het niet goed gaat. Meerdere instellingen als De Lieve Vrouw in Amersfoort, Schouwburg De Nieuwe Doelen en Toneelschuur Producties in Haarlem luidden recentelijk de noodklok: het Grand Theatre in Groningen ging onlangs failliet. Particulier initiatief is in opkomst, maar compenseert bij lange na niet wat er nu verloren gaat.
Bij iedereen, ook in het topsegment van de kunsten, zou inmiddels toch echt het besef doorgedrongen moeten zijn dat we een wezenlijk ander tijdperk hebben betreden, waarin lean, kosteneffectief werken, solidariteit en samenwerken noodzakelijk zijn om overeind te blijven. We moeten meer doen met minder. Ik kan dat niet vaak genoeg herhalen. Tegen mensen die roepen: ‘Er moet toch ergens meer geld vandaan te halen zijn’, zeg ik nog een keer: Nee. Dat is niet zo.
Zolang de overheid niet rigoureus ingrijpt door bijvoorbeeld het vastgoedprobleem in de theatersector aan te pakken (de onevenredige investering in bakstenen) of door het mecenaat nog steviger te stimuleren, of door een cultuurbelasting voor bedrijven in te stellen die wel van de aanwezigheid van een levendige kunstomgeving profiteren maar hier niet in investeren, of door de eerdere bezuinigingen terug te schroeven, is in deze transitiefase wat mij betreft ‘back to basics’ de norm.
Daar horen minder hoge eisen aan de kunstinstellingen bij. En dus ook beduidend minder hoge verwachtingen.
Maar ook: andere woorden. Een nieuw idioom dat niet is geleend van het bedrijfsleven. Dat niet gaat over tegenstellingen in de wereld maar over onderlinge afhankelijkheid. Er is veel te zeggen voor een beweging die juist ‘back to basics’ gaat om te voorkomen dat we deze planeet opgebruiken. Een beweging die een holistische benadering voor staat; die de samenhang van de dingen erkent en daar naar handelt. Een beweging die praktisch, genereus, progressief, solidair en op duurzaamheid gericht is. Die waarde toekent aan andere zaken dan aan winst, macht en markt.
De kunstensector kan daarin het voortouw nemen en dit nieuwe idioom mee ontwikkelen, vanuit een zelfbewustzijn dat de verdiensten van het klassieke ondernemerschap erkent maar daar zelf een andere manier van werken aan toe voegt. Dat zou pas echte groei betekenen.