Her-stellen (slot) – Rebelse geest

In het NRC van afgelopen 20 juni schreef historicus Zihni Özdil: ‘In het land met de meeste flexcontracten en ZZP-ers van Europa, waar het besteedbaar inkomen van de middenklasse al twintig jaar stagneert, waar het uitknijpen van arme mensen al jarenlang voor ‘beleid’ moet doorgaan, staat een enorme onderstroom op ontploffen’.

Dat kookpunt lijkt in de culturele sector bereikt, gezien de honderden ondertekenaars van fel geëngageerde open brieven en de verhitte discussies die dat op internetfora oplevert. De terechte roep om rechtvaardigheid dwingt ons tot stellingname en hopelijk op zijn minst tot kritische zelfreflectie.

De onvrede in theaterland is niet nieuw. Al jaren is de groeiende boosheid en frustratie merkbaar, al leek deze aanvankelijk nog tamelijk ongericht. In het begin ging het ogenschijnlijk vaak nergens om, maar was het vooral die toon die het ‘m deed. Die werd steeds wat meer bitter, om niet te zeggen giftig. Het werken in de culturele sector werd er bij tijd en wijle niet leuker op.

Ik heb de verharding lang geweten aan het gebrek aan middelen, de groeiende ongelijkheid en de voortdurend gevoelde maatschappelijke druk op de kunsten om haar (economische) waarde te bewijzen.

Kantelpunt

Het kantelpunt waar we nu op zitten zat er onvermijdelijk aan te komen. Wat niet goed gaat wordt plotseling in versneld tempo aan de kaak gesteld: machtsmisbruik, discriminatie, ongelijke kansen en beloningen… Er is bijzonder veel waar we ons toe hebben te verhouden. En dan hebben we nog niet eens over de verwachte uitkomsten van het nieuwe kunstenplan. Overheden en fondsen voorspellen een hete herfst. ‘Een slagveld’, zeggen sommigen. Om over de uiteindelijke gevolgen van de corona-crisis nog maar te zwijgen.

De mensen in de theaterwereld kunnen maar het beste ferm naast elkaar gaan staan de komende jaren. En dat geldt niet alleen voor Nederland. Mijn Europese collega’s zijn buitengewoon bezorgd over welke kant het op gaat.

Waar ik mij zorgen over maak is dat die overlevingsstrijd gemakkelijk uitmondt in nog meer boosheid en polarisatie. Waar polarisatie de maatschappelijke trend is, zou de kunstensector naar mijn stellige overtuiging niet mee moeten polariseren, maar juist alles moeten doen om die polarisatie tegen te gaan. Ik pleit voor een tegengestelde, geweldloze beweging.

Uit het veld hoor ik momenteel bij herhaling drie eenvoudige aanbevelingen aan de eigen gelederen terug die toepasbaar zijn op alle uitdagingen waar we voor staan:

1. Ga in gesprek.
2. Kom met een plan.
3. Wees inspirerend en zelfbewust.

Om te beginnen zijn er opvallend veel mensen en groeperingen die oproepen tot dialoog. De kunst is natuurlijk om dat met zo veel mogelijk personen te doen op een manier waarbij iedereen zich gehoord en begrepen voelt. Dat is hard nodig en bij voorkeur op een kwalitatief veel hoger niveau dan tot nog toe gebeurd is.

Gelukkig is er eindeloos veel kennis voorhanden van denkers en doeners als Marshall Rosenberg, David Bohm, Larry Yang, Angel Kyodo Williams, Lama Rod Owens en de onvolprezen Scilla Elworthy die ons iets kunnen leren over echte inclusieve, verbindende communicatie.

Mooier

De behoefte aan dialoog gaat gelijk op met de wens dat het niet langer bij praten blijft maar dat er daadwerkelijk concrete plannen worden gesmeed waarmee we meteen vooruit kunnen. We moeten het beleid niet meer afwachten maar zelf het beleid ontwikkelen, is het heersende gevoel. Daarbij is er behoefte aan nieuwe regels over hoe we met elkaar omgaan. Zelf ben ik niet zo van de regels. Regels zijn volgens mij alleen maar nodig als je niet meer in contact bent met je moreel kompas. Daar zullen we het over moeten hebben. We moeten deel zijn van de oplossing en niet van het probleem.

Ik beweer niet dat de wereld er beter uitziet wanneer kunstenaars of creatieven het voor het zeggen hebben. Mensen die in de kunsten werken zijn in de regel geen haar beter of slechter dan wie dan ook. Maar de sector zou wel actief haar taak moeten oppakken om op zijn minst te proberen de wereld een beetje mooier te maken. Wie nu tegendraads wil zijn wacht een belangrijke opdracht als wereldverbeteraar.

De stroomversnelling waar we in zitten doet een dringend beroep op ons om de mouwen op te stropen en praktische, compassievolle oplossingen te zoeken voor grote vraagstukken. Daarin moeten we de ambitie hebben om leidend te zijn. De kunstensector heeft zichzelf onbewust en onnodig in de frustrerende positie van nederige leerling gemanoeuvreerd en is daardoor te weinig de meester van de verbeelding gebleven. We zijn zeer zelfkritisch, maar zelfkritiek ontaardt maar beter niet in zelfkastijding. ‘Onze positie is geruïneerd’, zei Jeff Koons al eens: ‘Het wordt de hoogste tijd om terug te winnen wat we verloren hebben’.

Laten we onszelf daarom niet langer tekort doen of verlagen tot bittere strijd. Dat doet me inmiddels pijn aan de ogen. We hoeven ons niet bij voortduring publiekelijk te verontschuldigen of te verdedigen, het beste jongetje van de klas te zijn of krampachtig onze bijdrage aan de economie te becijferen. ‘Het publiek houdt niet van losers’, zei Joop van den Ende onlangs. Ik denk dat hij daar gelijk in heeft.

Er is een publiek dat op ons rekent en terecht iets briljants van ons verwacht wanneer niemand het meer weet.

Slapende reus

Het alternatief in ons is een slapende reus. Onze wakkere, alerte geest neigt naar revolutie maar ik geef sterk de voorkeur aan de rebel. Ik voel een fundamenteel verschil tussen revolutie en rebellie. Strijd is nooit fraai. Harde woorden geven altijd barsten in de ruit, weet ik uit ervaring. Hoezeer je daarna poetst en poetst, de barst blijft voor eeuwig zitten. De meeste revoluties zijn oerlelijk. Aan revolutionairen kleeft het risico dat ze zelf de onderdrukker worden zodra ze eenmaal de macht gegrepen hebben. Uit iets negatiefs is bovendien nooit iets goeds voortgekomen.

Echte rebellie daarentegen is super aantrekkelijk: rebellen zijn autonome vrije denkers die zichzelf niet verliezen in een gevecht of rancune, die zich niet laten leiden door angst, woede of behoudzucht, maar het gewoon radicaal anders en op hun eigen manier doen. Zie daar in essentie de kunstenaar.

Provocatie is soms nodig, maar luidruchtig protest is gemakkelijk te weerstaan. Je schreeuwt gewoon even hard terug. Echte verandering komt uiteindelijk van mensen die niet denken in tegenstellingen maar in oplossingen. Die zonder eigenbelang ruimte creëren voor nieuwe ideeën. Zie daar in principe de producent, de schouwburgdirecteur en de festivalorganisator.

Laat het artistieke, speelse denken weer leidend zijn in alle facetten van ons werk, zelfs in ons protest. Het is aan ons om een artistiek antwoord te formuleren op alle maatschappelijke uitdagingen die voor ons liggen. We zijn scheppers, geen schreeuwers. We zijn er om duistere gedachten te vervangen door een nieuw, helder licht.

We hebben allemaal behoefte aan schoonheid, humor, frisse ideeën, nieuwe vergezichten, vindingskracht, hoop, vrede, verbroedering, liefde, contact, ruimte, lol, vrijheid in denken en doen, gespreksstof, oplossingen, kwaliteit van leven, gerammel aan onze vastgeroeste overtuigingen, de ridiculisering van het leiderschap, spektakel, groei, diepgang en vermaak.

Inspiratie en nieuwe vergezichten bieden aan beleidsmakers, aan het publiek, aan mensen die weinig kansen voor zichzelf zien, aan kinderen voor wie de toekomstperspectieven nog altijd zo ongelijk zijn: daar ligt een wezenlijke missie die tevens een kans is.

Vanuit een gezond zelfbewustzijn weten we wat kunst kan doen en is er geen enkele reden tot terughoudendheid. De wereld heeft behoefte aan de inspiratie van onbevreesd, lumineus praktisch idealisme. We bepalen samen of dit een omslagpunt gaat zijn in positieve of in negatieve zin.

Breng de calculerende, boze, verongelijkte homo economicus in slaap en schud de rebelse vrije geest weer wakker. Het zal ons de lucht geven die we de komende jaren heel hard nodig hebben.

Ives Maes – Bio-degradable landmines